BOOR(B)

Borium (B) is een micro-element dat essentieel is voor alle hogere planten en dat een belangrijk onderdeel is van de bestanddelen van celwanden in de scheuten en wortels van de planten. Borium speelt een rol bij de productie van nucleïnezuren en hormonen, het transport van suikers en in het metabolisme en intern transport van koolhydraten. In het geval van ernstige boriumgebrek gaan de groeipunten van de hoofdkop en zijscheuten dood en is de oogst verloren. De jonge bladeren blijven klein, naar binnen gekruld en vervormd. Ze hebben geel tot oranje chlorotische vlekken tussen de aderen (het belangrijkste kenmerk) en de aderen kunnen geel of paars worden. Het oude blad wordt geelachtig groen. De bladstelen zijn bros en breken plotseling af, wat op zijn beurt leidt tot een lagere opbrengst. De wortels zijn kort met verdikte, necrotische punten. De vruchten worden onverkoopbaar door hun gescheurde, kurkachtige plekken en kunnen ook een interne verbranding of vlek vertonen.

KOPER(Cu)

Planten absorberen voornamelijk koper tijdens het eerste deel van de groei. Eenmaal geabsorbeerd, is het interne transport van koper tussen wortels en bovenste delen beperkt, waardoor het risico van onevenwichtigheden tussen plantendelen ontstaat. Binnen de plant kan koper voornamelijk worden gevonden (net als Fe) in de chloroplasten (60-80%), waar het het eiwit-lipoïde complex van het chlorofyl en het chlorofyl zelf beschermt tegen vroege desintegratie. Deze stabiliserende eigenschap van koper verbetert - gecombineerd met cytokinineactie - eiwitsynthese. De grote affiniteit tussen koper en een bepaald eiwit zorgt ervoor dat de correlatie tussen koperconcentratie en het gehalte aan deze eiwitten in de plant zeer uitgesproken is. In verschillende gewassen (aardappel, tabak, winegrapes) verbetert een rationele kopertoepassing - door de functie van Cu - chlorofylvorming en verlengt het groeiseizoen efficiënt. In deze context ligt het verband tussen stikstof (N) en koperaanvoer voor de hand, wat illustreert dat stikstof alleen niet voldoende is voor eiwitvorming. Cu speelt ook een belangrijke rol bij het bouwen van talrijke enzymen en het intern transporteren ervan (lactase, fenoxydase, tyrosinase, ascorbinezuuroxydase)

 

Symptomen van koperdeficiëntie:

De bladeren drogen uit en worden broos, terwijl ze naar boven krullen (hoornachtig, kurkentrekkerachtig). Ondertussen bleven de knoppen gesloten en hield de groei op.

In granen blijven oren gehuld en droog. Granen blijven klein en het oor buigt.

 
 

COBALT(Co)

IJZER(Fe)

Tijdens de groei hebben alle planten een belangrijke, dwingende en voortdurende vraag naar ijzer en het is essentieel dat het geabsorbeerde ijzer goed wordt overgedragen van oudere bladeren naar jonge scheuten. IJzer maakt deel uit van een groot aantal enzymatische systemen (peroxydase, catalase, cytochroom, ferredoxine) en heeft een katalytische werking op de protoporphirine (= voorloper van chlorofyl) -opbouw.

IJzer stabiliseert eiwitten, assisteert bij de synthese van zeer energetische componenten en stimuleert, via zijn rol in de ademhaling en energieproductie, de actieve inname van andere elementen.

Fe is ook een cofactor van nitrietreductase, dat nitrieten reduceert tot ammoniak.

 

Symptomen van ijzertekort komen vooral voor op jonge bladeren en schiettips.

Chlorose breidt zich vervolgens uit en verandert in necrose van de jongste bladeren, chlorose van de oudere en necrose van de jongste twijgen. Typisch is chlorose niet altijd uniform aanwezig in het veld. Zelfs op dezelfde boom kunnen takken met en zonder chlorose aanwezig zijn.

 

MANGAAN (Mn)

Mangaan is belangrijk voor het plantenleven vanwege de redoxcapaciteit en het katalyserende deel dat het speelt in het opbouwen van suikers en eiwitten. Mangaan interfereert ook in enzymatische reacties.

Mangaan speelt een belangrijk (maar niet altijd specifiek deel) als activator van enzymen. Het interfereert niet alleen in fotosysteem II van de fotosynthese (het splitsen van het watermolecuul) maar ook in de laatste fase van nitraatreductie (reductie van hydroxylamine). In plantenmetabolisme is de Mn-actie nauw verwant aan die van Mg, Fe en Zn. Daarom houdt het Mentiprobleem ook rationeel rekening met deze en andere voedingselementen.

 

Symptomen van mangaangebrek

Mangaan-deficiëntie is, in tegenstelling tot Fe-deficiëntie, voornamelijk eerst zichtbaar op de oudere bladeren. De aderen blijven groen terwijl het blad geelachtig oranje wordt. Deze symptomen kunnen gedurende de gehele levensduur op het blad aanwezig zijn.Als een tekort ernstiger wordt, verschijnt er een wafelpatroon, het blad wordt bruin en sterft. Jonge twijgen verliezen hun bladeren en sterven.

 

SILICIUM(Si)

Silicium (Si) is geen noodzakelijk nutriënt maar heeft gunstige effecten op de groei van de meeste planten.

Proeven in het buitenland tonen aan dat het toedienen van oplosbaar Si de weerstand tegen droogtestress en tegen infectieziekten kan verhogen en dat het de opname of benutting van fosfaat sterk verbetert.

 

Effecten van Si hebben betrekking op de plantenstructuur, fysiologie en als bescherming tegen ziekten.

Met betrekking tot de structuur betreft het vooral de bescherming tegen compressie in celwanden, onder andere bij doorwortelen van de bodem, een sterkere stengel en verbeterde bladstand. In het algemeen verhoogt Si de hoeveelheid mobiel van fosfaat (P), en dit leidt Si tot een betere translocatie van fosfor (P) in de plant.

 

De watergebruiksefficiëntie neemt toe naarmate het Si-gehalte stijgt. Per kg geproduceerde droge stof is minder water nodig door een lagere transpiratiesnelheid. Bij Si-bemesting en vochttekort wordt het gehalte aan proline verhoogd. Proline is een aminozuur dat bij vochttekort kan worden aangemaakt in de bladeren, maar ook snel weer kan worden afgebroken, waardoor het het osmotisch potentiaal kan beïnvloeden en de cellen tegen denaturatieprocessen kan beschermen. Het wordt geassocieerd met de weerstand van planten tegen droogtestress. In proeven is met Si-bemesting zowel hogere opbrengsten gevonden zelfs bij droogte stress . Si speelt een belangrijke rol bij de ziekteresistentie. Op plekken waar schimmels de plant penetreren, wordt extra Si afgezet rond de infectiehaard en ontstaat een fysische barrière.

 

Een belangrijke functie van Si is de optimalisatie van beschikbaarheid van fosfor(P). Fosfor(P) wordt meestal in overmaat gedoseerd omdat het rendement van fosfor(P) aan opname/beschikbaarheid doorgaans lager is dan de meeste ander elementen. M.a.w. , met dosering van Si wordt komt meer fosfor(P) beschikbaar  voor opname met dezelfde dosering van fosfor(P) zonder silicium. Fosfor(P) heeft een functie als bouwstof voor wortel- en bloeiorganen, specifiek in de epidermale cellen. Ook is fosfor(P) een belangrijk element in de energievoorziening in de vorming van Crebs ATP (adenosinetriphosphaat) en hormoonvorming (fosfor(P) is een functionele groep in de bloeihormonen ). Ook is aangetoond dat P een chemotaxis/signaal functie heeft in de combinatie/vorming van bloeihormoongroep.

 

Silicium dosering onderhoud indirect de bloei door ondersteuning van de functies van fosfor(P) als co-catalysator in de bloeifase. Hierin kunnen we een aandeel in de verhoging van opbrengst verklaren.

De andere verklaring voor opbrengstverhoging is de toename van droge stof doorde toename van lignine.

 

Echter heeft Si-dosering voor verhoging wortelproliferatie geen zin ondanks de P-functie. Reden is dat P in wortelproliferatie een veel lagere dosering behoeft dan in bloei-inductie , evenredig hieraan is een meststof voor wortel stimulatie voldoende.

 

De functie van Si is dus enkel fysiologisch van aard ( osmolariteitverhoging, turgorverhoging, celwandversteviging door complexering,Si-cuticulaire opbouw, vorming lignine, proline inductie, etc. )

 

Si dosering heeft goede effecten op schimmelonderdrukking, proeven hebben bewezen dat een 12 tal meest voorkomende pathogene schimmels wordt onderdrukt.

 

Last but not least, met de verbeteringen door Si van lichtinterceptie en chlorofiel toename en specifiek de chlorotiden, is de CO2 verhoging effectief voor groei en bloei.

We kunnen stellen dat Si-dosering een zeer doeltreffende element is voor verbetering in teeltprocessen.

 

Na toedienen van Silicium wordt direct de weerstand tegen droogtestress verhoogd.

De plant kan dan zonder afwijkingen hogere temperaturen verdragen. Zijn extreem hoge temperaturen te verwachten, dan biedt Bio Silicium bescherming tegen uitdroging en verval.

Silicium verdicht oppervlaktestructuren van cellen en weefsels waardoor schimmels, in het bijzonder meeldauw nauwelijks of geen effect op de plant. Ook voor zuigende en bijtende insecten kunnen moeilijk door de verharde enverdikte opperhuid(cuticula) dringen en kunnen daardoor geen schade aan het blad toe brengen. Fosfor onderhoud o.a. het bloeiproces en organisch of anorganisch gebonden, is het meest moeilijk opneembare element van alle andere meststof-elementen. Silicium zorgt niet alleen voor verbetering van fosfor-opnames, in de plant wordt fosfor beter getransporteerd naar plaatsen waar behoefte is.

 

MOLYBDEEN(Mo)

Molybdeen is een essentieel onderdeel van de enzymen nitratereductase en nitrogenase. De eerste katalyseert de transformatie van nitraat naar nitriet tijdens nitraatreductie. Een vloeiende nitraatreductie voorkomt nitraatophoping in de plant. Nitrogenase is essentieel voor het fixeren van stikstof uit de lucht (N2) door vlinderbloemige gewassen. Deze fixatie vindt plaats in de wortelknollen van deze gewassen door Rhizobium-bacteriën.

 

Symptomen van molybdeengebrek:

Mo-deficiëntie is zichtbaar als een chlorose van de bladeren, die sterk lijkt op (op het eerste gezicht) stikstofdeficiëntie (rol van Mo bij nitraatreductie).

Daarna krullen de bladeren naar boven ("lepelvorm") en de randen worden verwelkt.

Symptomen verschijnen eerst op oudere bladeren, maar jongere exemplaren volgen en uiteindelijk sterft de top af. In bloemkool veroorzaakt molybdeen-tekort "zweepstaart" (bladvervorming)

 

AFF Micro Mo +:

  • verhoogt de stikstoffixatie in vlinderbloemige gewassen.

  • vermindert nitraataccumulatie in het gewas.

  • verbetert de eiwitsynthese.

  • vermindert de hoeveelheid vrije aminozuren in de plant.

  • verhoogt chlorofylgehalte.

 

ZINK(Zn)

Zink is essentieel voor een goede werking van talrijke enzymen (wijnsteenzuur decarboxylase en oxaalzuur decarboxylase, fosfatase, enolase en aldolase) en neemt deel aan het chloroplastmetabolisme.

Zink is het meest bekend om het deel dat het speelt als onderdeel van carbondioxideanhydrase.

Dit enzym werkt in het cellprotplasm en reguleert de H2CO3 -> CO2 + H2O - reactie.

Zink stabiliseert ook de cytoplasmestructuur (ribosomen) en verbetert de synthese van tryptofaan (en dus auxine (= fytohormon)), suikers en eiwitten.

 

Symptomen van zinktekort:

Zinktekort is zichtbaar als een uitgesproken chlorose van de bladeren, terwijl de aderen groen blijven.

De ontwikkeling van jonge bladeren en groei worden onderbroken.

Over het algemeen kunnen deze symptomen voor het eerst worden gezien in het bovenste deel van de plant.

Aanhoudende zinktekorten zorgen ervoor dat de bladmarge en later het hele blad bruin worden.

In maïs wordt chlorose gecombineerd met golving van de bladrand, verkorting van de stengels tussen de bladeren, de plant krijgt een «bossige» verschijning en spadixen die achterblijven in hun kaf.

 

Micro Zinc +:

  • Voorkomt groei-onderbrekingen veroorzaakt door Zn-deficiëntie.

  • Stimuleert de vruchtzetting en groei van jonge scheuten.

  • Verhoogt phytohormone-synthese (auxines).

  • Verbetert de eiwitopbouw.

  • Stabiliseert de cellulaire pH.